Ik heb een tijdlang voor een grote organisatie in het westen van het land gewerkt en ongeveer tweehonderd gezinsopnames gedaan. Na ongeveer vijftig gezinnen te hebben geholpen, mocht ik voor de directie een observatielijst samenstellen. Eén van de opvallendste observaties was dat het aangemelde kind, het kind met het problematische gedrag, heel vaak niet alleen het probleemkind bleek te zijn.

Een ‘aangemeld kind’ is het kind wat bij jeugdzorg is beland vanwege zijn/haar problematische gedrag. Vaak wordt er één kind binnen een gezin aangemeld. De kinderen waar ik mee te maken kreeg waren al uit huis geplaatst of moesten uit huis geplaatst worden.

Wat ik ontdekte, tijdens de gezinsopnames, dat in 90% van de gezinnen (geschat percentage) het aangemelde kind al vrij snel veranderde gedurende een gezinsopname, maar dat juist een ander kind in het gezin problematisch gedrag ging vertonen.

Het leek mij de moeite waard om daar verder onderzoek naar te doen, mocht dit werkelijk zo zijn. Zonder gedegen onderzoek mag je het niet hard maken, maar naar mijn mening was er voldoende aanleiding om te kunnen denken dat dus 90% van de jongeren die uit huis zijn geplaatst, wellicht het ‘verkeerde’  kind uit het gezin was? Daarmee zou de aanname, dat het oplossen van het probleemgedrag van een enkel kind voor een gezond gezinssysteem zou zorgen, op losse schroeven komen te staan. Helaas heeft de directie niets met deze observaties gedaan.

Om te illustreren hoe ik tot deze waarneming ben gekomen, heb ik een mooi voorbeeld.

Oorlogsgebied

Ik kreeg een verzoek voor een gezinsopname van vijf dagen voor familie van Vliet, bestaande uit moeder Jennifer, vader Tom en drie dochters, Katja (19), Marissa (16) en Talitha (12). Het gezin zat al een aantal jaar in de hulpverlening. Inmiddels waren ze ten einde raad. Het was thuis niet meer te doen. Ze leefden alleen nog maar in een strijd. Zoals Jennifer zei: “Het is thuis een oorlogsgebied”.

Marissa (16 jaar) was het aangemelde kind. Er lag een machtiging voor gesloten plaatsing en ze zou na de gezinsopname gelijk naar de gesloten instelling gaan. Marissa ging haar eigen gang. Ze was erg agressief in huis, ze ging niet meer naar school, kwam niet opdagen bij haar baantje. Ouders waren tegen de uithuisplaatsing en hadden gevraagd om de gezinsopname als een laatste redmiddel om Marissa thuis te houden.

Het gezin kwam over als een warm gezin. Ouders waren heel betrokken op de kinderen en zeker ook op elkaar. Vanaf de buitenkant leek het een leuk en gezellig gezin. Maar bij binnenkomst leek dit al niet te kloppen. Marissa was een felle donder. Er was geen gesprek met haar te voeren. Ze was heel boos en liet dat ook merken.



Ik start altijd met een gesprek met het hele gezin. Marissa haalde meteen naar iedereen uit. Niemand was eerlijk, iedereen in het gezin was schijnheilig. Woest was Marissa, woest op iedereen. Zodra één van de gezinsleden iets zei, ging Marissa de strijd aan.

Katja, de oudste, was moe van het strijden. Zij gaf aan uit huis te willen. Ze deed nog een opleiding, maar met een baantje erbij, zou dat wel lukken. Talitha was een stil en rustig meisje. Ze kon goed opschieten met Katja. Met Marissa niet.

Moeder Jennifer was helemaal op. Ze kon het niet meer aan en verlangde naar rust. Ze gaf aan dat ze niet wist wat ze met Marissa aan moest. Ze herkende haar dochter niet meer. Jennifer vertelde dat, toen Marissa geboren was, ze verliefdheidsgevoelens had voor haar dochter. Dat gevoel was heel sterk geweest en heel lang. Ze hield ook van haar andere dochters maar wat ze voor Marissa voelde, was intens en ze kon niet verklaren waarom. Nadat Marissa elf jaar was geworden, veranderde ze van het lieve moederskindje langzaam naar het kind wat ze nu was. Moeder verlangde weer naar de tijd dat Marissa nog dat lieve meisje was en hoopte dat het ooit zo weer zou worden.

Talitha had min of meer haar plaats ingenomen want dat was nu haar lieve dochter. Talitha was het kadootje wat ze nooit meer verwacht hadden. Zij was ook het makkelijkste kind. Talitha deed alles zelf, vroeg niet vaak om hulp. Talitha was in het gesprek ook heel lief en leek een zacht meisje.

Tom was een vader die echt van zijn dochters hield. Hij was trots op ze. Hij ervoer de buien van Marissa als heel lastig maar was iets milder over haar dan Jennifer. Marissa zelf wilde niet vertellen wat er in haar omging, het enige wat ze deed was haar ouders verwijten maken dat ze schijnheilig, vals en niet eerlijk waren. Op het eerste gezicht zou je gelijk denken dat Marissa jaloers was op de aandacht die haar zusje kreeg. Dat zou haar gedrag verklaren. Toch voelde dat niet zo.

“Niemand was eerlijk, iedereen in het gezin was schijnheilig”

Het andere kind

Het gezin was ook wel zo met elkaar verbonden dat Marissa wel aandacht genoeg kreeg. Toch kon ik er moeilijk de vinger op leggen wat Marissa zo woedend maakte. Dat ze het was, dat was wel heel duidelijk. Mijn eigen gevoel zei me dat Talitha wel eens een grotere rol hierin kon spelen en dat zij niet dat leuke, lieve meisje was. Bij het eerste gesprek leek ze al niet congruent, wat ze zei, klopte niet met wat ze uitstraalde.

Ik besloot om meer te filmen en meer mijn Duplo te gebruiken, tijdens deze gezinsopname. Altijd met toestemming van het gezin. Meestal film ik momenten waarin ik de gezinsleden gezamenlijke activiteiten laat doen. In dit gezin heb ik gevraagd of ik ook de “vrije” momenten de camera neer mocht zetten. Zij gingen daar mee akkoord. Na een aantal uur gefilmd te hebben en een aantal uur gewoon maar bij het gezin te hebben gezeten en te observeren werd me steeds duidelijker waar de woede van Marissa vandaan kwam. Het viel me op hoe Talitha heel subtiel en vrijwel ongemerkt dit gezin regisseerde. Zíj had de touwtjes in handen.

Talitha, het stille, lieve meisje was in staat om ouders zo te manipuleren dat zij overal onderuit kwam. Telkens als Talitha iets moest doen, kreeg ze het voor elkaar dat niet zij maar Marissa het moest doen. Als er dan strijd over kwam, lukte het Talitha om die strijd zo om te buigen dat Marissa er bij betrokken werd en dat de strijd tussen Marissa en ouders voortgezet werd. Talitha verliet met stille trom het slagveld en keek toe hoe haar zus de strijd voortzette. Talitha had geleerd om de pijlen van ouders op Marissa te laten richten zodat ouders ook alleen maar met Marissa bezig waren.



Intussen deed Talitha veel dingen die ouders niet goed vonden maar daar waren zij niet mee bezig. De focus van ouders lag op Marissa. Marissa was makkelijk tot een strijd aan te wakkeren en liet zich op die manier door haar zusje verleiden. Ouders zagen alleen een woeste Marissa en zagen niet wat Talitha daar in deed. Zelfs haar oudste zus zag het niet want zij en Talitha waren twee handen op één buik. Marissa was de enige die het waarschijnlijk aanvoelde en probeerde op allerlei manieren ouders duidelijk te maken dat het niet eerlijk was. Je zag haar enorme machteloosheid. Inmiddels was haar boosheid en strijden zo’n patroon geworden dat ze niet meer in staat was om rustig te blijven en te bespreken wat er nu gebeurde. Het was zelfs de vraag of dat gelukt zou zijn, want ook Talitha had een patroon ontwikkeld waarbij zij baat had bij het gedrag van haar zus. Zo kon zij goed onder de radar blijven en doen en laten wat ze wilde.

Steeds meer en meer ging ik zien dat Marissa eigenlijk een soort klokkenluider was die ouders duidelijk wilde maken dat er iets fout ging in dit gezin. Maar een meisje van zestien jaar kan dat niet zijn, zeker niet als je zelf een onderdeel van dat proces bent.

Het was enorm verdrietig om de positie van Marissa te zien. Ik begreep haar schreeuw naar Tom en Jennifer: jullie zijn schijnheilig. Eigenlijk was haar zusje schijnheilig maar dat leek ze te vertalen naar haar ouders. Het mooie was wel dat ik een aantal goede momenten op beeld had gekregen waarin zichtbaar werd hoe Talitha aan het manipuleren was.

“Steeds meer en meer ging ik zien dat Marissa eigenlijk een soort klokkenluider was die ouders duidelijk wilde maken dat er iets fout ging in dit gezin”

Het gesprek

Ik heb dit laten zien aan Tom en Jennifer. Heel subtiel en lievig nam Talitha steeds de leiding in het gesprek en kon zo de aandacht van haar zelf afwenden. Ik ben er van overtuigd dat ze dat niet bewust deed. Ik geloof dat zo iets langzaamaan ontstaat en een patroon wordt, zeker als het gedrag iets oplevert wat ze graag ook willen en zeker met de rol die ze van moeder kreeg: de ideale dochter.

Tom en Jennifer schrokken enorm. Ze hadden dit gedrag nog nooit zo opgemerkt. Wat nu te doen? Op het moment dat ze weer teveel op Talitha zouden letten, zou dat ook averechts werken. Het bespreekbaar maken was nodig maar Talitha herkende zichzelf niet in het gedrag.

Ik heb Tom en Jennifer toen de opdracht gegeven om te beginnen met één-op-één gesprekken te voeren. Hiermee bedoel ik dat, als ze met één van hun meiden in gesprek waren, niemand daartussen mocht komen. Ook ouders zelf niet. De tweede opdracht was dat, als ze dat gesprek voerden, het dan alleen over diegene zelf moest gaan. Ze mochten dan niet over de ander beginnen.

Effect

Tom en Jennifer pakten dit goed op. Al heel snel bleek dit ook effect te hebben; de eerste strijd tussen Jennifer en Talitha was een feit. Talitha kon het gesprek niet meer ombuigen naar Marissa. Er kwam al snel een andere Talitha te voorschijn die naar haar moeder riep: “En nu ga je mijn brood smeren want dat doe je voor papa ook en dus ook voor mij”. Talitha bleek een bazig meisje wat haar ouders commandeerde.

Wat ze normaal heel subtiel kon doen werd nu versterkt doordat ze de ruimte daarvoor niet meer kreeg. In die week werd duidelijk dat Talitha niet alleen ouders manipuleerde door de aandacht op Marissa te vestigen, maar ook door de ouders zelf tegen elkaar uit te spelen. Jennifer deed alles voor Talitha. Zodra zij iets wilde, kreeg ze het voor elkaar. Talitha was immers het lieve meisje.

Met de nieuwe aanpak van Jennifer probeerde Talitha daarom haar vader mee te krijgen, tegen moeder. Dit alles werd gefilmd en voor ouders werd heel duidelijk wat er allemaal “onder de radar” zich had afgespeeld. Marissa werd die week al een stuk rustiger. Ze gaf aan dat ze het fijn vond dat er niet alleen meer naar haar gekeken werd.

Pittige week

De gezinsopname is een zware week geweest voor het hele gezin. Aan het eind van de week waren de meiden allemaal van slag. Niet alleen Marissa schreeuwde, ook Talitha en Katja gingen meedoen. Ondanks dat niemand blij was met de situatie van vóór de gezinsopname, waren de meiden niet bereid om zonder slag of stoot te veranderen. Hun gedrag had hen namelijk ook veel opgeleverd.

Marissa was blij met de uitkomst van de week, maar vertrouwde nog steeds haar ouders niet. De avond voordat het gezin naar huis ging heb ik een gesprek gehad met ouders. Ik heb ze toen twee opties gegeven. De eerste was dat ze Marissa naar de gesloten instelling zouden laten gaan. Dan zou het thuis veel rustiger worden.

De tweede optie was dat Marissa niet gelijk naar gesloten zou gaan. De rechter had inmiddels toestemming gegeven om de gesloten plaatsing voor drie maanden op te schorten zodat ze thuis met elkaar heel hard aan het werk konden gaan om het patroon om te buigen. Ik heb ouders gezegd dat het drie hele zware maanden zouden worden.

Hun drie dochters zouden echt niet gelijk hun positie en de daarbij behorende voordelen opgeven. Zelfs Marissa zou het hen nog moeilijk maken want die had ook een ‘status aparte’ opgebouwd door haar eigen leven te leiden want ze luisterde niet meer naar ouders. Tom en Jennifer hebben dapper gekozen voor de tweede optie. Ze wilden het gaan proberen maar waren zich ook bewust van de strijd die het zou geven.

De afloop

Ik heb hen na de gezinsopname zeer regelmatig begeleid op allerlei manieren. Ik ben vaak langsgegaan, we hebben regelmatig gebeld en gemaild. De enige boodschap was:

‘Houd vol, spreek elk kind apart aan op eigen gedrag, laat je niet verleiden om over de ander te praten, geef ook consequenties op gedrag, zorg vooral dat je uit de strijd blijft maar zorg er vooral voor dat ze jullie niet meer kunnen splitten. Steun elkaar en laat zien dat je samenwerkt.’

Jennifer en Tom hadden het heel hard nodig om dit steeds te horen. Alle drie de meiden zijn erg boos geweest, hebben tegen ouders geschreeuwd, met deuren gegooid, weggelopen, nachten weggebleven maar vooral ook bontjes gevormd tegen ouders. Zelfs Talitha was niet meer dat lieve meisje. Ze wilden allemaal de regie van hun ouders niet meer accepteren. Tom en Jennifer bleven sterk, bleven samenwerken, bleven het gesprek aangaan met hun meiden maar dan individueel. Geen enkel gesprek ging meer met iemand erbij en niet meer over de ander.

Uiteindelijk begon het zijn vruchten af te werpen. Na drie maanden kwam er meer rust. De strijd begon te luwen. Steeds meer accepteerden de meiden het gezag van hun ouders. Ouders werden steeds sterker door in hun positie te blijven. Marissa is nooit meer naar gesloten gegaan. Na zes maanden is het gezin afgesloten bij Bureau Jeugdzorg en konden ouders op eigen kracht verder. De rust was weergekeerd in het gezin.

Klokkenluiders

Ik geloof dat veel jongeren die uit huis geplaatst zijn, de positie van klokkenluider hebben. Nee, niet alle jongeren, maar wat ik heb ervaren met de meer dan tweehonderd gezinnen is dat het heel vaak wel zo blijkt te zijn. Ouders zijn zo gefocust op het gedrag van dat problematische kind, dat ze niet meer zoveel met de andere kinderen bezig zijn. Die kunnen makkelijk “onder de radar” functioneren en leren om de strijd niet aan te gaan, want ze zijn zich er zeer van bewust wat er dan gebeurt. Mijn ervaring is dat, zodra ouders ook het gedrag van de andere kinderen gaan zien, er totaal andere kinderen tevoorschijn komen wat vaak nog meer problematisch gedrag laat zien dan het aangemelde kind.

Hoe vaak verzuchten hulpverleners niet dat, zodra het problematische kind uit huis is, ineens een ander kind uit het gezin problematisch gedrag laat zien? Ik hoor dat heel vaak. Ouders gaan ineens ook de focus leggen op dat andere kind en dat was nou niet de bedoeling.

Vanuit dit gegeven kun je niet anders stellen dat de oplossing niet ligt in een jongere uit huis plaatsen maar dat het hele gezin geholpen moet worden om inzicht te krijgen in de patronen die er zijn ontstaan. Pas dan kun je een duurzaam veranderingsproces inzetten.

In mijn loopbaan heb ik al aardig wat gezinnen op het goede pad weten te helpen. Prachtige uitkomsten, waarbij levens én gezinnen voorgoed veranderen. Toch moet ook ik soms erkennen dat een situatie te complex kan lijken voor verandering. Bijvoorbeeld als het gaat om een vechtscheiding. Dan staat een gezin al op een flinke achterstand. Zo ook het gezin waarover ik iets wil delen.

Bij aanmelding werd al duidelijk dat ik te maken zou krijgen met een aantal flinke dilemma’s en vragen:

  1. Zijn ouders in staat of sterk genoeg om de strijd te staken? Zo niet:
  2. Kunnen we van de kinderen vragen om dit conflict tussen ouders op te lossen?
  3. Moeten we de kinderen uit huis plaatsen om te voorkomen dat ze nog meer emotioneel beschadigd worden?
  4. Wat als onze tussenkomst niet zou werken, wat zou er dan gebeuren?

De gezinsopname vond plaats met moeder Saskia, dochters Fleur en Roos. Om een idee te geven van hoe een gezinsopname kan verlopen, hieronder een beschrijving.


De aanval

“Je gaat mijn moeder niet veranderen!” schreeuwde Fleur. Ik keek op, maar voordat ik wist wat er aan de hand was, kreeg ik een trap in mijn gezicht. Ik schrok enorm, maar niet alleen om die trap. In de hoek van de kamer lag een heel lieve hond te slapen, maar blijkbaar ging haar dit iets te ver, want ze sprong op, blafte en begon tegen Fleur aan te springen. Ik pakte Fleur als in een reflex op en zette mijzelf tussen haar en de hond. Fleur was weer enorm geschrokken van de hond, dus zij stond te gillen en te huilen. Ze leek ineens een heel klein, jong meisje, maar ook nog een beetje boos. In één seconde was het chaos.

Gelukkig heeft de hond niet gebeten, sterker nog, het zou me verbaasd hebben, maar je weet het toch nooit, zeker niet als de baas aangevallen wordt. Nog nooit was mij dit overkomen in al mijn jaren als hulpverlener. Ik heb veel dreigementen gehad, zeker van jongeren, maar nog nooit is er één tot de aanval overgegaan.

Het moment daarvoor was ik met Saskia, Fleurs moeder, in gesprek. Ze kreeg adviezen wat zij zelf kon doen om beter met haar dochters om te gaan, zodat ze weer de regie terug kon nemen. Fleur was de oudste en was 13 jaar. Daaronder kwam Roos van 10 jaar. Roos was een rustig meisje. Ze kon goed met haar moeder overweg en leek geen probleem te zijn voor moeder. Roos deed het ook goed, al was bij haar wel zichtbaar dat ze baat had bij het gedrag van haar zus. Daar lag immers  de focus op bij iedereen. Roos leefde een eigen leven “onder de radar”. Om niet te veel aandacht op zichzelf te vestigen, deed ze alles wat moeder vroeg, was lief en behulpzaam. Daarnaast ging ze wel veel haar eigen weg.

Fleur daarentegen was een ander kind. Fleur had grote problemen met de gezinsopname en wilde ook niet meewerken. “Alles gaat toch goed thuis?” zei ze steeds vragend aan haar moeder. De blik die ze dan richtte op moeder was veelbetekenend. Er zat een boodschap in van: waag het niet om te zeggen dat het niet zo is. Fleur wilde niets. Zíj had geen probleem, haar moeder was het probleem. Fleur kon de wereld aan en bepaalde graag alles zelf. Ze zei letterlijk: “Mijn moeder moet gewoon naar mij luisteren en dan is er geen probleem.” Hoe meer ik Fleur leerde kennen, hoe meer ik achter dat masker een meisje zag dat emotioneel lager functioneerde dan voor haar leeftijd gebruikelijk was. Ze was kinderlijk, ze was druk en reageerde overal op. Het leek wel alsof ze alles in de gaten moest houden. Ze was constant alert en heel erg gericht op haar moeder.

Fleur had niets met haar zus. Er leek geen enkele band tussen die twee zussen te zijn. Fleur deed niet mee met de gesprekken en de activiteiten gedurende de gezinsopname. Tijdens dit gesprek was ze naar haar slaapkamer gegaan. Blijkbaar was ze wel nieuwsgierig wat er besproken werd, want ze was stiekem naar de deur geslopen en had meegeluisterd. Ze hoorde wat ik moeder aan adviezen gaf, en blijkbaar was dat niet de bedoeling. Haar moeder mocht niet veranderen, en dus moesten er maar maatregelen genomen worden. Zo zal ze gedacht hebben, en vanuit die gedachte was de aanval ontstaan.

Fleur was na een paar minuten wat bijgekomen van de schrik. Ze veranderde langzaam in haar houding van dat kleine meisje naar het meisje dat niemand haar iets kon maken. Ze bekeek haar armen en zag dat ze wat rozig waren op de plekken waar ik haar had vastgepakt. Vervolgens verkondigde ze dat ze haar vader zou bellen om te vertellen dat ze mishandeld werd, en dat hij haar dan gelijk op zou halen. Met deze mededeling liep ze boos weg.

“Mijn moeder moet gewoon naar mij luisteren en dan is er geen probleem.”


De strijd

En dit was ook meteen het probleem in dit gezin: Saskia was 6 jaar gescheiden van Jack, de vader van Fleur en Roos. Er was mij verteld bij de aanmelding dat Jack een zeer agressieve man was. Hij dreigde regelmatig via de app en door de telefoon om Saskia te vermoorden. Hij reed vaak toeterend door de straat waar ze wonen en schreeuwde allerlei bedreigingen. Het bleef bij woorden, dat wel. De politie kon niet veel doen, zolang er geen sprake is van echt fysiek geweld.

Jack kon zijn kinderen slaan en dreigde steeds hun moeder iets aan te doen als ze dat vertelden aan moeder. Helaas konden de gezinsvoogd en de politie weinig doen, want Fleur ging elke keer weer naar vader toe. Jack dreigde hen ook met van alles als ze niet zouden komen, maar hij beloofde hen ook van alles. Wat ze maar vroegen; hij beloofde keer op keer dat ze het zouden krijgen. De realiteit was dat ze vooralsnog niets hadden gekregen.

Roos had op een gegeven moment toch een beslissing genomen en was niet meer naar haar vader gegaan. Jack had ook niets met Roos. Zij leek te veel op haar moeder. Fleur daarentegen was een kopie van hem, vond hij: temperamentvol, ze kon anderen de waarheid vertellen, liet zich de kaas niet van het brood eten. Jack wilde dat Fleur bij hem kwam wonen. Fleur kreeg letterlijk opdrachten en boodschappen mee in de zin van: “Zeg maar tegen je moeder dat ze me nog moet betalen en als ze dat niet doet, dan kom ik haar verrot slaan.” Fleur ga de boodschap ook door. Helaas deed moeder dat andersom ook: Fleur was de boodschapper tussen de ouders. Het gezegde ‘don’t shoot the messenger’ ging bij haar niet op. Fleur kreeg de boosheid van haar ouders over zich heen als de boodschap de ouders niet beviel.

Fleur had van haar vader de opdracht gekregen om bij de gezinsopname niet mee te werken. Dit ging gepaard met de inmiddels gebruikelijke bedreigingen. Jack was bang dat hij Fleur dan kwijt zou raken. Fleur zat behoorlijk in een klem. Je zag haar gewoon lijden. Emotioneel leek ze de weg kwijt, maar niemand kon haar benaderen, ze liet niemand toe. Voor haar gevoel had ze alles onder controle en zo niet, dan kon ze papa bellen en die loste het op. Jack woonde inmiddels samen met een buitenlandse vrouw die de Nederlandse taal nog niet zo machtig was. Zij dreigde de meiden ook vaak te slaan en deed dat soms ook. De meiden haten die vrouw.

Er was een gezinsvoogd betrokken bij dit gezin, voor wie het een lastige klus was om zo’n ongeleid projectiel als Jack toch betrokken te laten zijn bij zijn gezin. Vele malen was geprobeerd om Jack op een zijspoor te zetten. Het grote probleem was dat als ze dit juridisch zouden regelen, bijvoorbeeld vader uit de ouderlijke macht zetten of hem een contactverbod met zijn kinderen opleggen, Jack zich daar niets van zou aantrekken. Het zou eerder als een katalysator werken in zijn gedrag.


De vraag

Er was mij gevraagd om Saskia met haar kinderen een week te observeren en te begeleiden. Het doel was om Saskia sterker te maken en meer bezig te laten zijn met haar dochters. Saskia was de regie kwijt over haar dochters en over haar eigen leven. Ze was vrijwel de hele dat met de dreigingen van Jack bezig, de hele dag zat ze op haar telefoon. Elke pingetje op haar telefoon kon weer een dreigement zijn. Voor haar gevoel reageerde ze om haar kinderen te beschermen. Ze moest steeds weten wat Jack van plan was, want dan kon ze ingrijpen. Het effect was juist het tegenovergestelde: Jack was op deze manier altijd aanwezig in hun leven. Saskia zat bijna tegen een burn-out aan en ging al een paar weken niet meer naar haar werk.

Het intakegesprek vond plaats bij Jeugdzorg. Vader moest toestemming geven voor de gezinsopname en werd apart uitgenodigd. Bij elk gesprek met Jack bij Jeugdzorg zat de politie in de gang. Jack kon zo dreigend zijn naar de hulpverleners dat die zich niet veilig voelden. Zo ook bij mijn gesprek met Jack. Ik zag een grote, forse man die alleen maar van zich afsloeg. Er was vrijwel geen gesprek met hem te voeren. Iedereen was slecht; niemand luisterde naar hem. Zijn grootste klacht was dat hij zijn kinderen niet vaak genoeg mocht zien. Er was een omgangsregeling, maar Jack vond de verdeling oneerlijk. Het liefst wilde hij dat Fleur bij hem kwam wonen. Volgens Jack wilde ze dat zelf ook. Gelukkig gaf Jack toestemming voor de gezinsopname, maar ik kreeg wel de boodschap:

“Denk er om dat je met je poten van mijn kinderen afblijft.


De macht

En daar zat ik dan in Frankrijk…..met Fleur die een paar lichte vingerafdrukken op haar arm had van mij omdat ik haar weg haalde bij de hond. Fleur belde haar vader, en die gaf haar te kennen dat hij haar op zou komen halen. De gezinsopname was in Frankrijk, en Jack zou negen uur moeten rijden om haar op te halen en dan weer negen uur terug. Inmiddels was mij wel duidelijk geworden dat Jack dat niet zou doen. Hij beloofde Fleur gouden bergen, maar ze had tot nu toe niets gekregen. Hij liet haar in de waan dat ze opgehaald zou worden, maar hij is nooit verschenen.

De macht die Fleur in eerste instantie uitstraalde door de zekerheid dat haar vader haar zou komen halen, was groot. De teleurstelling toen langzaam tot haar doordrong dat hij niet zou komen, was zo mogelijk nog groter. Dit was ook gelijk het kernprobleem in dit gezin: Fleur shopte van vader naar moeder. Zij werd gebruikt door hen, maar zij gebruikte hen ook voor haar eigen doel.

Als ze bij moeder was en ze kreeg haar zin niet, pakte ze haar spullen en vertrok naar haar vader met de mededeling aan moeder dat ze bij vader ging wonen. Saskia zat dan in angst, want Jack kon agressief zijn naar Fleur.  Op de dagen dat Fleur bij vader zat, namen de dreigementen toe richting Saskia en vertelde Jack dat Fleur nu bij hem bleef wonen. Vervolgens ging het bij vader fout en stond Fleur weer huilend aan de deur bij moeder of ze binnen mocht komen, want haar vader was weer eens heel boos geweest en “die stomme trut”, zijn vriendin, ook. Die mocht zich al helemaal nergens mee bemoeien. Dit was al een aantal jaren aan de gang. Fleur shopte van vader naar moeder en andersom en ze had geen moment rust.

Saskia deed er alles aan om Fleur thuis te houden. Ze gaf Fleur vaak haar zin, maar dit versterkte ook weer haar manipulatief gedrag. Op school ging het steeds slechter met Fleur; ze was blijven zitten, ze was brutaal en dreigend naar klasgenoten en docenten en ze ging steeds minder vaak naar school.

Naarmate de tijd verstreek, werden de gevolgen van dit enorme loyaliteitsconflict bij Fleur zichtbaar: emotioneel groeide ze niet, van binnen was het een angstig en onzeker meisje, dit maskeerde ze met een zeer grote mond. Ze moest eigenlijk uit huis geplaatst worden, maar daar zou vader nooit toestemming voor geven. Een instelling opzadelen met zo’n dreigende vader was ook geen optie. Niemand wilde haar hebben. Kortom, iedereen zat klem. Een gezinsopname zou uitkomst kunnen bieden.


Het proces

Ik begon de gezinsopname dan ook met heel veel vragen. Het allereerste wat ik deed was Saskia adviseren  om het nummer en de app van Jack voortaan te blokkeren. Ze heeft dat gedaan, al kostte haar dat veel moeite. Ze kreeg het bijna niet voor elkaar om haar ex te blokkeren. Ik begreep het wel: als je bedreigd wordt, dan wil je volgen waar de ander is, waar de ander boos over is. Niets meer horen is dan een grotere bedreiging dan nog wel wat horen. Toch was het niet goed voor Fleur en Roos. Bewust of onbewust werden zij ook steeds met het gedrag van haar vader richting moeder geconfronteerd, doordat Saskia hen vertelde wat hij allemaal appte.

Mijn grootste zorg was: moeder was wel met haar dochters bezig maar vader stond er altijd tussen. Juist die meiden hadden een stabiele moeder en een stabiele thuissituatie nodig. Saskia was niet stabiel. Saskia moest meer alleen met haar dochters bezig zijn. Mijn eerste opdracht aan Saskia was: zorg dat jouw huis en jouw contact met de meiden een “Jack-vrije” zone is. Ik wil hun vader niet uit hun leven bannen maar hij is jouw partner niet meer.  Laat in je leven rustmomenten komen voor jou en je meiden.

 Ze moest leren om Jack los te laten en niet zo emotioneel meer verbonden te zijn met hem. Dat was het moment van het gesprek dat ik die trap in mijn gezicht kreeg:

“Je mag mijn moeder niet veranderen.”


De angel

Wat was het belang van deze situatie bij Fleur? Waarom bleef ze zo vechten terwijl het haar ogenschijnlijk niets opleverde? Voor zover haar omgeving het zag, niets, maar vanuit het perspectief van Fleur wel. Ze leek de rol te vervullen van de verbinder tussen haar ouders. Ouders waren gescheiden, maar door Fleur nog steeds met elkaar verbonden. Fleur had de scheiding niet goed verwerkt. Het was niet mogelijk om Fleur daarin te gaan begeleiden zolang beide ouders zo meegingen in wat Fleur onbewust zag als haar taak; haar ouders te verbinden zodat ze ouders bleven over haar en haar zus. Maar Fleur leed er zelf onder. Ze was mager, erg boos op iedereen, ging langzaam het gedrag van haar vader kopiëren en ze viel steeds vaker uit op school.

Maar hoe Fleur te stoppen? Hoe dat patroon te doorbreken? Zodra de hulpverlening of moeder zeiden dat Fleur niet meer naar haar vader mocht, rende ze door deuren en ramen en ging bij haar vader wonen. Dat Fleur niet echt bij vader wilde wonen, was ook zo duidelijk. Toch leverde het haar nog wat op om bij vader te zijn. Bij haar vader mocht ze namelijk alles. Ze nam zijn agressie op de koop toe. Hoe doorbreek je dat loyaliteitsconflict?


Om een gezonde en stabiele situatie te krijgen was het volgende nodig:

  • Moeder Saskia moest zo sterk gemaakt worden dat zij zich niet meer emotioneel liet mee zuigen door vader. Dat ze hem echt kon blokkeren, zowel letterlijk als emotioneel.
  • Moeder Saskia moest het aankunnen om, elke keer als dochter Fleur over vader begon, haar naar vader Jack terug te verwijzen. En zich niet meer laten verleiden om uitspraken te doen over vader of hem zelf aan te spreken. De lijn tussen vader en moeder moest totaal gesloten zijn.
  • De hulpverleners moesten de schakel worden tussen beide ouders en wel op zo’n manier dat zij het niet met de ouders over de ander hadden, maar alleen de feitelijke en praktische informatie doorgaven.

Maar hoe doe je dat?



De doorbraak

Een loyaliteitsconflict kan je doorbreken als één van de partijen in staat is of zo sterk gemaakt wordt om niet meer mee te gaan in de strijd over de ander. Saskia kon dat zeer moeilijk. Ze deed wel veel pogingen maar voor haar gevoel moest ze haar kind redden. Ze wilde het liefst dat haar dochter niet meer naar vader ging, laat staan daar wonen. Saskia was bereid om niet meer met Jack bezig te zijn, als zijnde haar ex partner. Maar Jack bleef dreigen en trekken aan Fleur.

Jack zou niet stoppen voordat hij Fleur bij zich had. Hij wilde zijn dochter en trok enorm aan haar. Het leek er op dat Fleur ook in deze positie werd gezet zodat vader Saskia nog kon raken. Daarmee zeg ik niet dat hij niet van zijn dochter houdt en haar om die reden bij zich wilde hebben. Het was ingewikkeld met zulke hardnekkige patronen. Er was maar één oplossing, en dat was dat Fleur zelf zou stoppen met haar shopgedrag. Dat kan alleen als het gedrag haar minder op zou leveren dan dat het haar kostte. Fleur moest zelf ontdekken dat haar heen en weer gedrag tussen ouders, slecht voor haar was. Maar hoe kregen we dat voor elkaar? Iedereen wist wel dat, als er niets zou gebeuren, het slecht met Fleur af zou lopen.

Ik had een plan bedacht. Maar mijn plan druiste in tegen alle wetten van jeugdbescherming. Het risico van het plan was best groot. Ik moest daarvoor alle betrokken hulpverleners mee zien te krijgen. Dit ging niet zonder slag of stoot. Hun argument was steeds: “wij zijn er voor de veiligheid van de kinderen en die kunnen we met jouw plan niet bieden.  Mijn enige tegenargument was:

“Nu is ze ook niet veilig. Als dit langer doorgaat, ontwikkelt Fleur een behoorlijke persoonlijkheidsstoornis, als ze die al niet heeft. Wat er nu gebeurt, moet stoppen. Niemand kan het blijkbaar stoppen, alleen Fleur zelf.

Saskia moest ook meedoen met het plan. Voor haar was het erg moeilijk, maar ze zag wel in dat het zo niet langer kon. Gedurende de gezinsopname had ze veel geleerd over loyaliteiten bij kinderen. Ze had veel meer inzicht gekregen in haar eigen aandeel van het probleem. Saskia durfde het aan. Schoorvoetend gingen de hulpverleners mee in het plan.


Het plan

Mijn plan was als volgt: bij het allereerste moment dat Fleur weer naar haar vader liep om daar te wonen, zou Fleur van Saskia te horen krijgen dat ze daar inderdaad mocht wonen maar dat ze niet maar weer terug kon komen. Ze moest goed gaan nadenken of ze die stap ook ging nemen en wat de gevolgen zouden zijn.

Dit was natuurlijk heel hard, maar het kon niet anders. Saskia zou nu de beslissing nemen dat Fleur dan bij vader moest blijven, Fleur bepaalde dat niet meer. Ik ben een gesprek aangaan met Jack en vertelde hem dat Fleur inderdaad bij hem mocht wonen, als zij weer naar hem toe kwam. Hij moest wel een veiligheidscontract ondertekenen, waar onder andere in stond dat Jack Saskia niet meer zou bedreigen, hij niet meer met Fleur over Saskia mocht praten en dat hij en zijn vriendin, Fleur niet meer zouden slaan en bedreigen. Zou dat wel gebeuren, dan zou Fleur weggehaald worden en zou er een verzoek bij de rechtbank gedaan worden om Jack uit de ouderlijke macht te ontzetten.

In het contract stond ook dat er eerst een proefperiode van drie maanden zou zijn. Fleur zou om de twee weken een weekend bij haar moeder zijn. Saskia kreeg de opdracht om het in dat weekend heel erg gezellig te maken, huiselijk. Met z’n drieën voor de tv met een bak chips en lekker shoppen in de stad, samen eten maar vooral niet over vader praten. Het was belangrijk dat ze echt moeder-dochterdingen ging doen. Zodra Fleur over haar vader zou beginnen, moest Saskia zeggen dat ze dat niet meer wilde horen. Als Fleur iets van haar vader vond, moest ze dat met hem zelf bespreken en niet met moeder. Saskia mocht in principe niet meer over Jack praten tenzij het iets positiefs was. Ze mocht niet meegaan in wat de meiden over vader vertelden.  De opdracht was: contact maken met Fleur en het gewoon gezellig houden.

Stel dat Fleur zou vragen of ze bij Saskia terug mocht komen, dan moest Saskia zeggen dat dit alleen kon als er een gesprek plaats zo vinden met haar, moeder en de gezinsvoogd.  Pas na zo’n gesprek kon er gekeken worden of ze terug mocht naar moeder.

Zodra het fout zou gaan bij Jack, waardoor Fleur bij moeder voor de deur zou staan, buiten de geplande weekenden om, mocht Saskia haar niet binnenlaten. Saskia moest dan Fleur weer terug naar haar vader sturen en aangeven dat ze het afgesproken weekend weer mocht komen. Op het moment dat duidelijk werd dat Fleur het echt niet meer trok bij vader en de situatie uit de hand dreigde te lopen, zou Saskia de gezinsvoogd bellen, waarna gelijk een afspraak met Fleur gemaakt zou worden. De gezinsvoogd zou in dat gesprek heel duidelijk maken dat Fleur niet steeds dit shop gedrag kon laten zien en dat ze moest kiezen waar ze wilde wonen en dat dit het dan ook was. Het lastige aan deze situatie is dat het kind lijkt te moeten kiezen tussen haar vader en haar moeder. We hebben dan ook heel hard gewerkt om duidelijk te maken dat haar vader altijd haar vader bleef en moeder haar moeder en dat ze nooit hoeft te kiezen tussen hen maar dat ze nu wel  moest kiezen waar ze ging wonen.

Mocht Fleur aan blijven geven dat ze niet meer bij haar vader wilde zijn, dan zou ze dit zelf aan vader moeten vertellen. Hoe moeilijk ook; zij moest hem dan vertellen dat ze bij moeder wilde wonen, natuurlijk wel in het bijzijn van haar moeder en de hulpverleners.


De uitvoering

Ondanks de risico’s en de vele begrijpelijke bedenkingen, is uiteindelijk besloten het proces zo in te zetten. Saskia vond het spannend, maar durfde het ook aan. Al snel vertrok Fleur, na een conflict met haar moeder, richting haar vader. Haar boodschap was: “Ik ga bij papa wonen.” We hebben toen het gesprek met Jack gevoerd. Die was erg blij. Hij kreeg eindelijk zijn dochter. Ik was de eerste hulpverlener die hem begreep en naar hem luisterde. Jack ondertekende het contract moeiteloos. Fleur kreeg te horen dat ze ook inderdaad bij haar vader mocht blijven wonen. Ze vond dat in eerste instantie prima. In het omgangsweekend toog ze naar haar moeder, waar het erg gezellig was, en vervolgens ging ze zondagavond weer naar vader. Saskia repte met geen woord over hun vader. Fleur kreeg niet de ruimte om over haar vader te praten.

Na drie weken barstte de bom. Fleur wilde weer opstappen bij haar vader. Hij was agressief tegen haar geweest. Fleur belde op naar Saskia met de mededeling dat ze naar huis kwam, waarop Saskia zei dat ze ook dit moment niet thuis kon komen want het was haar weekend niet. Heel even accepteerde Fleur dat antwoord, maar na twee dagen stond ze te huilen voor haar moeders huis of ze alsjeblieft naar binnen mocht. Dit was het moment waarop Saskia en de hulpverleners bij elkaar zouden komen. Ze hebben dat ook gedaan. Ze hebben bij Fleur aangegeven dat ze niet meer mocht shoppen tussen haar ouders. Ze moest nu gaan kiezen. Zou ze voor moeder kiezen, dan moest ze zelf tegen haar vader zeggen dat ze niet meer bij hem zou komen wonen. Maar ook de boodschap naar Fleur werd duidelijk gemaakt:

“Zodra je weer bij je moeder wegloopt, kun je niet meer thuis wonen, dan wordt je uit huis geplaatst. Dit gedrag is té schadelijk voor je.”

Fleur durfde in eerste instantie niet met haar vader in gesprek. Samen met haar moeder en de hulpverleners is ze het gesprek aangegaan.  Ze vertelde wel bij hem langs te willen komen in de weekenden maar niet meer bij hem te willen wonen. Jack werd boos maar hij accepteerde het wel omdat Fleur het zelf aangaf.


Het vervolg

Jack heeft nooit meer geprobeerd om Fleur bij hem te laten wonen. Blijkbaar was het feit dat hij de boodschap van zijn dochter kreeg een reden om te stoppen aan haar te trekken. Ze zagen elkaar op de afgesproken omgangsregeling. Fleur had nu zelf de boodschap gegeven. Fleur is nooit meer bij haar moeder weggelopen. Moeder leerde nog meer om er alleen voor haar dochters te zijn en ook Jack wel de vader van zijn kinderen te laten zijn.

Ik kreeg na een halfjaar een e-mail van moeder waarin ze beschreef dat het erg goed ging. Ze had zelf geen direct contact meer met Jack. Die contacten verliepen via Jeugdzorg. De meiden hadden wel contact met hun vader en dat ging goed. Fleur was een stuk rustiger geworden en daarmee Jack ook.

Na een jaar kreeg ik weer een mail van Saskia waarin ze beschreef hoe haar leven en dat van haar meiden ten goede veranderd was.


Het risico

Goede hulpverlening bestaat uit risico’s nemen. Want als je niets doet, verandert er ook niets. Natuurlijk was dit een spannende situatie en is deze beschrijving slechts een weergave van een lange periode van hulpverlening en begeleiding.

Niettemin geloof ik dat de basis van veel gezinsproblematiek ligt in loyaliteit. Kinderen hebben een, bijna grenzeloze, loyaliteit naar hun ouders. Of ze nu goed of slecht voor ze zijn. Het levert regelmatig loyaliteitsconflicten op die vaak ook niet zichtbaar zijn maar een enorm grote rol spelen. En daar zou, wat mij betreft, meer oog voor moeten zijn.

door Petra Knol

door Petra Knol

In mijn werk heb ik regelmatig zeer boeiende gesprekken met de jongeren. Vaak zijn het gesprekken waarin ik ze probeer iets mee te geven, te spiegelen of ze te helpen reflecteren op hun gedrag. Maar het komt ook regelmatig voor dat het een gesprek is waarbij ik na afloop denk: hoe dan?

Zo ook na het gesprek met Sharina van 17,5 jaar. Sharina kwam bij ons omdat ze inmiddels vrijwel op alle plekken had gezeten in haar regio. Toen ze 9 jaar was werd ze uit huis geplaatst, op haar 12e kwam ze in een gesloten instelling terecht en had daar vervolgens vier jaar doorgebracht. Nadat ze op een aantal groepen had gewoond kwam ze uiteindelijk bij een KTC (Kamer Training Centrum) maar redde het daar niet. Ze moest daar weg omdat ze toch niet goed voor zichzelf kon zorgen.

Sharina deelde deze visie niet, want ze kon heel goed voor zichzelf zorgen, vond ze.  Er was niet zo 1-2-3 een andere plek op een KTC beschikbaar en om haar toch zelfstandiger te laten worden, kwam ze bij ons. Ouders waren niet of nauwelijks beschikbaar, al jaren niet.

Sharina deed niets. Ze nam geen enkele verantwoordelijkheid voor haar eigen leerproces maar ook niet voor het dagelijks reilen en zeilen. Ze zegt zelf dat ze nooit veel heeft hoeven doen op al die plekken waar ze gewoond heeft. Vrijwel alles werd voor haar gedaan. Of dat klopt, weet ik niet. Sharina gaf vanaf het begin heel duidelijk aan dat ze geen behoefte had aan hulp. Ze zat hier alleen maar om de wachtlijsttijd te overbruggen. Ze wilde heel graag zelf alles bepalen, want dat had ze ook gedaan toen ze op de KTC zat. Ze had een baantje gehad maar was daarmee gestopt omdat ze vond dat ze te weinig verdiende.


Gesprek

Ze zei: ‘Ik wil niet meer op een groep, mijn voogd gaat een appartement voor mij regelen en die gaat de overheid betalen voor mij. Ik ga geen werk doen waar ik te weinig voor word betaald”.  Kortom, ze had geen hulp nodig, maar was tegelijk wel nog volledig afhankelijk van haar omgeving.

Sharina heeft me heel veel geleerd. Zeker door haar manier van denken, werd ik zelf ook steeds met mijzelf als hulpverlener geconfronteerd. Met haar verleden en achtergrond begreep ik haar eigenlijk wel en de grote uitdaging was om haar te begeleiden.

De eerste paar weken met Sharina was een strijd. Haar boodschap was steeds: “Ik wil zelf bepalen, ik wil het zelf doen, ik hoef niets te leren”. Ik zei tegen haar: ‘Elke dag gaan honderden hulpverleners naar hun werk om jongeren te helpen die zelf willen bepalen. Het is hun werk maar ze staan elke keer vroeg op om jongeren uit hun bed te halen die niet zelf wakker kunnen of willen worden, jongeren die geen dagbesteding willen doen en hun dag- en nachtritme omgooien”. Sharina zei: “Dat is toch hun eigen keus, daar kiezen ze toch voor en daar worden ze toch voor betaald?”

Ik vroeg aan haar: “Je vindt dus dat die hulpverleners moeten doen waar ze voor gekozen hebben?”  Ze antwoordde eerlijk en zei: “Ja, dan had ze maar geen hulpverlener moeten worden.”

In een poging te spiegelen zei ik tegen haar: “Jij kiest er voor om zelf te bepalen en wil om die reden geen hulp; je kan het zelf. Je kiest er voor om geen baantje te doen waar je niet genoeg betaald voor krijgt. Je kiest er voor om niet naar school te gaan. Wat maakt dat je dan wel van je gezinsvoogd verwacht dat ze een appartement voor je regelt en je zelfs vindt dat jij dat niet hoeft te betalen? Waarom accepteer jij niet de gevolgen van je keuzes en heb je iemand nodig omdat allemaal te regelen? Dat klopt dan toch niet?

Sharina: “Maar dat is anders. Zij willen voor mij zorgen en ik moet daar naar luisteren. Ik ga toch niet op straat leven?” Ik: “Maar dat is toch een gevolg van jouw keuze om het allemaal zelf te doen? Je geeft een dubbele boodschap: ik wil het zelf doen, ik heb geen hulp nodig, ik ga niets doen maar je moet wel dingen voor mij regelen en ik bepaal ook wat en als jij dat allemaal niet doet, dan werk ik niet mee!”

Uiteindelijk werd ze boos en liep uit het gesprek weg. Ik begeleid al langere tijd jongeren en heel eerlijk gezegd loop ik hier steeds weer tegenaan: de dubbele maat waarmee gemeten wordt. Het principe:

“Ik mag alles en de ander mag niets.”


Doen we iets verkeerd?

Ik stel mijzelf regelmatig de vraag: doen we niet iets verkeerds als hulpverleners? Ik weet dat hier heel verschillende reacties op kunnen komen: de jongeren zijn uiteindelijk ook slachtoffer van de opvoeding, ze hebben niets geleerd, ze zijn niet goed begeleid. Ik begrijp die reacties. Ik denk zelf ook vaak zo en dat helpt me om weer door te gaan. Ik probeer ze te snappen en vervolgens accepteer ik gedrag waar ze niet verder mee komen.

Maar er blijft dan iets aan mij knagen: los van alle oorzaken van het gedrag van de jongeren, hoe vervelend ook, is de manier waarop we ze helpen wel effectief?

Ik zeg vaak tegen de jongeren:  “Er zijn natuurwetten maar er zijn ook psychologische, sociale en emotionele wetten”. Ik probeer ze dan uit te leggen dat, alles wat je doet, gevolgen heeft. Veel gevolgen zijn voorspelbaar bijvoorbeeld:

– Schiet je iemand dood, dan ga je de gevangenis in.

– Bedreig je iemand, dan moet je weg.

– Heb je geen diploma omdat je er niet naar school wil, heb je ook minder kans op een goede baan of de baan die je graag wil.

– Vrij je onveilig, dan is de kan groot dat je zwanger raakt. 


Zelf denken

Ik probeer ze te leren om in een proces te gaan denken, niet alleen in het hier en nu. Ik merk dat veel jongeren die in de hulpverlening zitten alleen bezig zijn met het hier en nu. Wat ik ze ook probeer uit te leggen, hoe hard ik ook bezig ben om ze dat in te laten zien, het lukt ze vaak niet om het op te pakken. Ze leven vanuit een bepaalde behoefte die bevredigd moet worden en zolang die nog gevuld kan worden, lijkt ze niet te gaan veranderen.

Eén van de principes waar ik zelf heel erg in geloof is: zo lang je geen last hebt van je eigen gedrag, ga je niet veranderen.

Zolang dat gedrag meer oplevert dan dat je er last van hebt, blijf je het doen. Stel dat we meer vanuit het principe zouden gaan werken: de jongeren moeten meer last krijgen van hun eigen gedrag, dan zou de hulpverlening er anders uit komen te zien, denk ik.

Het heeft geen zin om de jongeren te beschermen tegen teleurstellingen, ook al hebben ze die al veel gehad. Het werkt niet om alles voor ze te regelen, want ze leren niets zelf te regelen. Je kunt als hulpverlener niet de oplossing bieden, zelfs niet door ze gesloten te plaatsen en ze te beschermen tegen zichzelf of tegen de fouten die ze maken. Mijn visie is dat we ze juist moet laten ervaren wat de gevolgen van hun gedrag zijn en vervolgens met hen het proces aangaan hoe ze dat zelf kunnen voorkomen. En dat is lastig, want je wilt ze beschermen na alles wat ze hebben mee gemaakt. Maar juist daardoor hebben ze de behoefte om zelf te bepalen. Waarom laten we ze dat dan niet doen?


Vaderschap

Luuk, een jongen die bij ons kwam en vanaf dat hij een half jaar oud is, op meer dan dertien (!) verschillende plekken is geweest: pleeggezinnen, groepen, gesloten, groepen zei bij het eerste gesprek: “Ik weet zeker dat ik een hele goede vader zal zijn want ik laat mijn kinderen nooit meemaken wat ik heb meegemaakt” en een halve minuut later zei hij: “Mijn probleem is dat ik niet bij mijn gevoel kan komen, daar zit een betonnen plaat op die ik er nooit meer af ga halen”.

Hoe ga je Luuk leren die betonnen plaat weg te durven halen en dat hij dan pas misschien een goede vader kan zijn?

Mijn visie is: door het te laten ervaren. Samen met hem dat proces aan te gaan en hem dus ook tegen die betonnen plaat aan te laten lopen. Niet weg stoppen, niet beschermen, niet voor hem oplossen, niet alleen praten, maar de effecten van die betonnen plaat laten voelen. Hem zelf het proces aan laten gaan en dán naast hem staan.

We kunnen de maatschappij niet zo inrichten dat deze jongeren niet zichtbaar zijn en we geen last van ze hebben, we kunnen alleen maar samen met hen dat proces aangaan. En ja, dat maakt dat hulpverlener zijn een zware baan is en dat maakt dat er risico’s genomen moet worden die we niet graag willen nemen. Niet voor ons zelf als hulpverlener maar ook niet als organisatie.


Inzichtverlener

De term hulpverlener vind ik al jaren een misplaatst woord. Ik noem mijzelf liever inzichtsverlener. Het enige wat ik kan bieden is inzicht in het proces wat ze in zijn gegaan en heb laten ervaren wat de gevolgen van hun keuzes zijn. Ik wil ze helpen om het oorzaak- en gevolgprincipe te gaan snappen. Ik wil ze ondersteunen als ze last hebben van hun gedrag. Maar echte verandering? Die moet uit henzelf komen.

Meer lezen? Check onze andere blogs!

Afgelopen week was de jeugdzorg weer volop in het nieuws, dit keer vanwege structurele verliezen waar een kwart van de jeugdzorginstellingen mee te maken heeft. Dit jaar is al vaker gedemonstreerd over de jeugdzorg en in september is er zelfs voor het eerst gestaakt. Wat is nou de reden dat het zo spaak loopt in de jeugdzorg? De sector heeft zelf drie algemene redenen en verklaringen, die in de NRC werden samengevat:

1) toenemende kosten vanwege de decentralisatie
2) extra hoge personeelskosten door tijdelijk personeel
3) dalende tarieven voor de geleverde zorg

Ze lijken mij allemaal even reëel, maar het zijn ook allemaal redenen die buiten de jeugdzorginstellingen zelf liggen. Welke rol spelen zij zelf bij de toenemende kosten?

Tegengestelde bewegingen

De afgelopen jaren zijn veel jeugdzorginstellingen gefuseerd en opgegaan in verregaande samenwerkingsverbanden. De grote instellingen die in het nieuws genoemd worden, zijn stuk voor stuk mega-organisaties. Door de schaalvergroting moest de kostenefficiëntie toenemen voor de zorginstellingen en daarbij het overzicht voor de gemeentes. Maar het decentraliseren van de overheidsverantwoordelijkheid naar de gemeente en het centraliseren van de zorginstellingen zijn, mijns inziens, tegengestelde bewegingen. De zorginstellingen hebben vaak een werkgebied dat vele gemeentes en jeugdzorgregio’s beslaat. Misschien is het niet zo vreemd dat het bergen tijd en energie en geld kost om al verschillende belangen en eisen te coördineren.

Een goede baan

Hoe komt het dat het zo moeilijk is om aan goed personeel te komen en dat vast te houden?De jeugdzorg heeft altijd heel riante arbeidsvoorwaarden gehad, dus werken in de jeugdzorg is bepaald een goede baan! Ook hier zie ik de invloed van schaalvergroting op de cultuur en de sfeer in de jeugdzorg.

Voor de zorgvuldigheid moeten we eerst even terug naar de periode 2010-2015. In die tijd heeft de jeugdzorg als sector actief beleid gevoerd om hun personeelsbestanden te minimaliseren, als voorbereiding op de aankomende bezuinigingen. Met name jonge aanwas – zoals ikzelf destijds – had geen enkele baanzekerheid en er werd actief beleid gevoerd op omscholen en wegscholen. Voor opleidingen en cursussen die de weg baanden richting werk in andere sectoren waren subsidies van meer dan €1000,- vrij beschikbaar. Een logisch gevolg van dat beleid is dat er sinds die tijd minder – en nu zelfs te weinig – mensen beschikbaar waren. En daarnaast is de cultuur veranderd.

Op alle niveaus in deze sector is de angst gegroeid. De angst van het hoger management om door gemeentes aan de kant gezet te worden, de angst voor het middenmanagement om als afdeling verlies te draaien en het personeelsbestand niet op orde te krijgen. En angst bij het uitvoerend personeel om fouten te maken en daarvoor persoonlijk afgestraft te worden. Tegelijk dreunde de maatschappelijke oproep om te veranderen en te transformeren overal doorheen. Maar angst is een rem voor verandering.

Ed Catmull, de mede-oprichter van Pixar, beschrijft in zijn bedrijfsbiografie Creativity Inc. hoe moeilijk het is om een cultuur te bevorderen die creativiteit en vindingrijkheid stimuleert. Ik zou zijn boek in twee woorden kunnen samenvatten als: Wil je veranderbaarheid? Voorkom angst! Maar de angst werd niet voorkomen en de verandering moest. Dus dan zit er maar één ding op: doordrukken. Dat maakt het heel onaantrekkelijk om in de jeugdzorg te blijven werken, laat staan om daarin te starten met werken.

Duur of te groot?

De derde verklaring die wordt genoemd is het dalen van de tarieven. En toegegeven: normaal gesproken stijgen de kosten altijd (alleen al door indexatie), dus de tarieven zouden daarin mee moeten bewegen. Als ze in plaats daarvan dalen, dan is dat ongelukkig. Maar het dalen van de tarieven, betekent niet dat de uitgaven aan de jeugdzorg dalen. Alle gemeentes zouden dat wel willen, maar bijna geen gemeente lukt het. En als het lukt om de kosten terug te dringen, dan is er een groot risico dat even later een mega-zorginstelling een impuls van vele miljoenen nodig heeft om overeind te blijven. Weg zuurverdiende bezuiniging.

Jeugdzorg en de boeren

De afgelopen week was niet alleen de jeugdzorg in het nieuws, maar ook de boeren. En wat mij betreft geven de boeren ons een kijkje in de toekomst van de jeugdzorg. Ik ben zelf geen boer dus ik bekijk het van buitenaf, maar mijn samenvatting van het probleem is: jarenlang is vanuit de overheid beleid gevoerd dat resulteerde in twee opties. Of boeren gingen schaalvergroten, of ze gingen zich richten op een kleine nichemarkt. Middelgrote boeren en familiebedrijven moesten kiezen tussen vergroten, verkleinen of verdwijnen. In elk geval is het segment van middelgrote boeren vrijwel verdwenen. En nu de gevolgen van de schaalvergoting dusdanig gevaarlijk blijken dat ze teruggedraaid moet worden, kan dat niet meer. Want er is niets om naar terug te gaan.

Ik herken het landbouwbeleid in het inkoopbeleid van gemeentes. Vanuit een gedachte van kostenefficiëntie en de behoefte aan overzicht en controle te houden over het zorgaanbod, wordt er ingekocht bij grote organisaties. De eisen die bij aanbestedingen worden gesteld lijkt op de keuze die de boeren moesten maken: vergroten of verdwijnen. Ik begrijp de neiging wel om het zo te benaderen. De gemeente wil dat de jeugdzorg een zelfregulerende sector is, die het complete pakket aan zorgvragen kan beantwoorden zonder steeds bij de gemeente aan te hoeven kloppen. En tegelijk wil de gemeente wel dat de jeugdzorg overzichtelijk is, zodat de gemeente het kan reguleren. Het gevolg is hetzelfde als bij de boeren: het leidt tot een verschraling van de diversiteit, en een niet-duurzame sector.

Anders

Dat het op dit moment niet goed gaat in de jeugdzorg is duidelijk en ik denk dat er in het kleine en middelgrote segment een mooie kans ligt om het anders te doen. Voor kleinere organisatie zonder massale overhead is het een stuk makkelijker om goed voor het personeel te zorgen en financieel gezond te zijn dan voor de mega-instellingen. Voor gemeentes is het makkelijker om een divers zorglandschap te cultiveren als ze samen durven werken met (kleinere) aanbieders die niet allemaal alles doen. Die doen waar ze goed in zijn.

Ik zou het vervelend vinden als de jeugdzorg over een paar jaar aan de boeren moeten vragen of ze A2 willen blokkeren, omdat de schaalvergroting teruggedraaid moet worden terwijl dat onmogelijk is geworden. Maar bovenal heb ik vooral heel veel zin en behoefte aan een creatieve, wendbare en gezonde jeugdzorg.

Wicher Schuurman
Psycholoog en algemeen directeur Mereo

De afgelopen jaren heb ik veel gezinnen begeleid. Gezinnen met kinderen van alle leeftijden. Vaak tieners maar ook gezinnen met jonge kinderen. Soms zo jong dat ik me niet kon voorstellen dat ze thuis alles bepaalden. Zo ook bij Lisette en Mark.

pak me dan, als je kan

Op een dag kwamen Lisette en Mark voor een gezinsopname met hun drie kinderen, Patricia (9 jaar), Rick, (6 jaar) en Mitchel (4 jaar). Leuke kinderen. Mitchel was een boeffie met guitige ogen en heel ondernemend. Hij wilde álles zelf doen. Hij rende door de tuin, pakte op wat hij maar kon vinden en gooide er mee. Hij kwam vaak naar zijn moeder toe om aandacht te vragen. Op het moment dat hij die kreeg, was het echter nooit goed genoeg. Met zijn 4 jaar was Mitchel wel een slimmerd. Hij had goed door wat er om hem heen gebeurde.

Zijn broer Rick was een jongen die steeds maar de grenzen bleef opzoeken. Telkens als hij een ‘nee’ te horen kreeg van moeder Lisette, ging hij het júist doen met een houding van: ‘pak me dan, als je kan’. Rick daagde zijn moeder uit en ging tot het uiterste. Rick nam zijn kleine broertje Mitchel mee in zijn gedrag.

Patricia was een rustig meisje dat het liefst aan tafel zat te kleuren, dicht bij haar mama. Moeder Lisette nam het grootste aandeel voor het zorgen van de kinderen op zich. Vader Mark was eigenlijk al afgehaakt, die kon het niet meer aan. Hij had moeite met zijn energieke kinderen en liet het min of meer aan Lisette over. Lisette was moe, op. Twee ouders die het al zo’n beetje opgegeven hadden, niet meer wisten wat te doen om nog enigszins structuur in het gezin te krijgen.

De eerste ochtend begon het gezin met ontbijt. Ik zit daar vaak bij. Voor mij is dat het moment waarop ik de patronen die zijn ontstaan in het gezin, vaak al snel doorzie.

Mitchel pakt een boterham en het mes dat naast zijn bord ligt. Hij had klaarblijkelijk nog nooit zijn brood gesmeerd en Lisette zei ook gelijk: ‘ik smeer zo je boterham wel even.’ Ik gaf aan dat ik het belangrijk vond dat Mitchel zelf zijn brood mocht smeren. Hij was tenslotte al 4 jaar. Lisette antwoordde daarop: ‘dat wil ik niet, want dan wordt het zo’n rotzooi. Hij smeert de boter overal aan.’ Ik vroeg aan Lisette wanneer ze Mitchel dan wilde leren om zelf zijn brood te smeren. Ze zei: ‘als hij wat rustiger is geworden en zijn boter niet meer overal rond smeert.

niet te veel knoeien

Ik begrijp Lisette wel. Hoeveel ouders denken niet: ‘even snel zijn brood smeren dan hebben we die rommel niet?’ Maar in de tijd, dat Mitchel nu op zijn moeder moest wachten, had hij al een kopje half omgegooid, drie rondjes op zijn stoel gedraaid en was intussen blijven zeuren om zijn boterham. Daarbij zat Rick ook al, met een boos gezicht, te wachten op zijn boterham. Lisette was voorlopig nog niet aan zelf eten toe, dát was wel duidelijk.

Ik gaf nogmaals bij Lisette aan dat ik het belangrijk vond dat Mitchel zijn eigen brood mocht smeren. Lisette gaf hem zijn mes met de mededeling dat hij ‘niet te veel moest knoeien’. Mitchel begon ijverig te smeren en inderdaad: er gingen wat kloddertjes boter op de rand van het bord. Maar daar tegenover stond dat hij erg zijn best deed om het goed te doen.

Toen kwam het pak hagelslag. Vol overgave zette Mitchel het pak op zijn kop en hup, daar ging het halve pak over zijn boterham.

Lisette reageerde als door een wesp gestoken. Ze pakte het pak, trok Mitchel zijn bord bij hem weg en begon al mopperend de overtollige hagelslag van de boterham te schrapen, met de mededeling dat ze dit al aan had zien komen. Vervolgens sneed ze de boterham in stukjes en zette het met een smak voor Mitchel neer en zei: ‘nu rustig eten’.

Ik vroeg aan Lisette wat Mitchel nu van haar had geleerd. Ze gaf als antwoord dat hij nu had gezien hoe hij goed zijn brood moet smeren. Ik gaf aan dat ik niet de indruk had dat Mitchel dit ook zo eruit opgemaakt had. Mitchel had zeker van Lisette de boodschap meegekregen dat hij het nog niet kon en dat zij het wel overnam als hij iets verkeerds had gedaan.

Mitchel zat beteuterd naar zijn boterham te kijken en wilde niet gaan eten. Ik vond het wel een moment om Lisette te laten ervaren hoe je nu met zo’n moment om kan gaan. Ik vroeg haar of ze mee wilde kijken naar een gesprek dat ik met Mitchel wilde gaan voeren.

Ik vroeg aan Mitchel wat er nu gebeurd was. Hij vertelde dat hij het pak op z’n kop had gehouden en dat er te veel hagelslag uit was gekomen. Ik vroeg wat er daarna gebeurd was. Hij vertelde dat mama zijn bord had afgepakt omdat ze boos was. Vervolgens vroeg ik aan hem hoe dat voor hem was waarop hij antwoordde dat dit ‘niet leuk’ was.

Ik vertelde aan Mitchel dat ik best begreep dat er ineens veel hagelslag op zijn boterham was gevallen. Maar tegelijk vertelde ik hem ook dat dit best lastig was voor mij, want in Frankrijk is er geen hagelslag te koop. Dus als het pak opging, had ik niet zomaar nieuwe in huis. Die moest helemaal uit Nederland komen. Je zag Mitchel echt nadenken over mijn opmerking. Aan zijn non-verbale reactie was te zien dat hij dat ook niet leuk vond en dat dit toch ook voor hem wel een probleempje was.

de ontdekking van eigen creativiteit

Ik vroeg aan Mitchel wat hij voortaan zou kunnen doen om niet te veel hagelslag te strooien zodat hij zijn eigen boterham kan blijven smeren en de hagelslag niet te snel op zou gaan. Mitchel dacht diep na. Hij was, zeker voor zijn leeftijd, zeer hard aan het werk om een oplossing te bedenken. Wat ik het mooie van dit moment vond was dat hij geen enkel moment iets had van: ‘ik doe het niet meer hoor, hier heb ik geen zin in’.

Ineens schoot hem de oplossing te binnen. Hij zei dat het beter was om de hagelslag in een bakje te doen en dat hij dan met een lepeltje de hagelslag op zijn brood kon smeren. Dat koppie dat hij er bij trok sprak boekdelen. Alsof hij de uitvinding van de eeuw had bedacht! Ik vond het een heel goede oplossing en zei dat ik het heel knap van hem vond.

Maar Mitchel is en blijft een boefje, dus te veel hagelslag op zijn boterham is eigenlijk ook wel lekker. Ik vroeg aan Mitchel wat hij vond wat er moest gebeuren als hij toch weer te veel hagelslag op zijn brood zou doen. Mitchel antwoordde gelijk: ‘dan moet ik de volgende met niets’. Ik vroeg of hij dat ook wilde, de volgende boterham met niets. Daarop schudde hij heel hard ‘nee’. Bij mijn vraag wat hij moest doen om te zorgen dat hij geen boterham met niets hoefde zei hij: ‘niet te veel hagelslag op mijn brood’.

Het resterende deel van de week heeft Mitchel met een theelepeltje en zijn tong tussen zijn tandjes heel voorzichtig hagelslag op zijn boterham gedaan. Niet één keer heeft hij te veel gestrooid. Elke keer als het hem weer gelukt was, kreeg hij een duim omhoog of een klein complimentje. Je zag Mitchel groeien: én zijn eigen brood smeren én dan ook nog goed met de hagelslag.

Moeder Lisette was verbaasd dat háár Mitchel zo creatief was geweest in een oplossing bedenken. Ze heeft ervaren dat Mitchel tot veel meer in staat is, dan ze ooit gedacht had. Mitchel zat niet meer steeds te draaien op zijn stoel, er gingen (bijna) geen kopjes meer om want hij zat vol aandacht zijn brood te smeren.

Ik heb ouders uitgelegd dat kinderen, hoe jong ook, tot veel meer in staat zijn dan er gedacht wordt. Het allerbelangrijkste is het kind mee te nemen in het proces van wat ze doen, hoe ze het doen en hoe ze het beter kunnen doen en ook wat er gebeurt als ze het gedrag niet veranderen (consequenties). Het is zelfs belangrijk dat het kind daar zelf over nadenkt en het benoemt. Maar het is ook heel belangrijk om het kind te leren wat het effect van hun gedrag is op de omgeving. De uitleg waarom ik het belangrijk vind dat de hagelslag niet te snel opgaat, maakte dat Mitchel ook medeverantwoordelijk werd gemaakt, op zijn manier en wat bij zijn leeftijd past, om dat te voorkomen.

De namen van het gezin zijn gefingeerd.

Sinds 2013 wordt bij de gezinsopnames in Frankrijk, die wordt uitgevoerd door Mereo, de cliënttevredenheid gemeten. De feedback van cliënten is belangrijk om het hulp- en zorgaanbod te kunnen (blijven) verbeteren. De cliënttevredenheid wordt gemeten met een EXIT-vragenlijst. Dat is een korte vragenlijst die aan het eind van de begeleiding wordt ingezet over het resultaat van de hulp. Het gaat daarbij om de mening en beleving van de cliënt.

problemen in het gezin komen snel boven water

Het enthousiasme onder ouders is enorm. Cliënten zijn er erg over te spreken dat de problemen en patronen zo snel blootgelegd worden, zonder dat het gaat over wie de ‘schuld’ heeft. De begeleiding komt soms confronterend uit de hoek, maar cliënten voelen zich allemaal zeer respectvol behandeld. Door de combinatie met voelbaar respect, wordt de confrontatie juist gewaardeerd. Iedereen voelt zich gehoord, betrokken en gevoed met de handvatten voor de omgang met de problemen en voor de toekomst.

Cliënten gaan terug naar huis met veel meer inzicht in het eigen gezin en hoe ieder gezinslid zelf kan bijdragen aan het oplossen van problemen. Het is heel belangrijk dat de nazorg thuis goed aansluit op de begeleiding in Frankrijk, om de gemaakte verandering vol te kunnen blijven houden.

De rapportcijfers die de respondenten hebben toegekend om de hulpverlening mee te beoordelen zijn zeer goed. Gemiddeld is in de afgelopen jaren een rapportcijfer van 9,2 gegeven door cliënten. Een advies vanuit de ouders:“Er moet aandacht besteed worden aan de vervolghulp na de gezinsopname in Frankrijk bij Mereo.”

Daarom doet Mereo de nazorg zelf, of in nauwe samenwerkingen met andere betrokken zorgverleners.

Geactualiseerd naar een publicatie van oktober 2017

Een tijdje geleden had ik een moeder met een dochter van 16 jaar in de gezinsopname. Twee hele mooie mensen, die elkaar liefhebben maar het elkaar niet meer konden laten zien. De dochter was uit huis geplaatst. Ze waren boos op elkaar. Maar ze hadden alleen elkaar. Er was geen familie om hen heen, vrienden hadden ze niet echt. Ze kwamen oorspronkelijk niet uit Nederland en de grootste moeite was het cultuurverschil tussen moeder en dochter. De vraag aan mij vanuit de verwijzer was: zouden deze twee mensen weer zo met elkaar om kunnen gaan zodat dochter weer thuis kan wonen?

ruimte

Ze zijn samen het proces aangegaan waarbij de belangrijkste vraag van de dochter aan haar moeder was: “Kun je me mijn eigen leven laten leiden al is dat een leven waar je niet achter kan staan? Mag ik zijn, wie ik ben?” De moeder stelde dezelfde vraag aan dochter. De ‘gesprekken’ tussen moeder en dochter waren best emotioneel met toch ook veel boosheid. De dochter riep: “Laat me los, laat me mijn eigen gang gaan, pas dan kom ik thuis”. Moeder zei: ”Je mag pas thuiskomen als je je anders gedraagt”.

Op een ochtend kwam moeder naar beneden en gaf aan niet geslapen te hebben. Ze kwam naar me toe en zei: “Petra, ik heb veel nagedacht over mijzelf, als moeder en als mens. Ik heb bedacht dat ik haar niet kan loslaten, dat kan ze niet van mij vragen maar ik kan haar wel ruimte geven. Maar vraag me niet om haar los te laten”.  Ik was diep onder de indruk van deze moeder. Wat een zelfreflectie, maar ook: wat een ‘houden van’!

Ik heb veel nagedacht over deze opmerking.

ondanks alles

Loslaten impliceert afstand. Loslaten is, zoals ik het zie, het proces dat je zelf moet accepteren dat je geen invloed meer hebt op het leven van de ander terwijl je dat wel graag wil, vaak ook vanuit diepe bezorgdheid. Loslaten is eerder het gevecht in jezelf dan het gevecht met de ander.

Hoe vaak laten we de ander eerder los vanuit een gevoel van zelf niet gehoord te worden, omdat de ander ons niet meer toelaat iets te zeggen over zijn of haar leven? Loslaten vanuit het besef dat we geen invloed meer hebben op de ander? Dit loslaten is vanuit een gevoel van onvermogen, eigen pijn en verdriet. Vanuit dat loslaten komt vaak strijd, boosheid en tenslotte verwijdering.

De vragen die steeds aan mij opdringen tijdens de gezinsbegeleidingen zijn: hoe vaak laten kinderen hun ouders los omdat ouders hen niet geven wat ze willen ontvangen? Hoe vaak laten ouders elkaar los omdat ze niet krijgen wat ze nodig hebben? Hoe vaak laten ouders hun kinderen los omdat ze niet zijn wie ze bedacht hadden dat ze moeten zijn en niet meer naar hen willen luisteren?

Wat is dan het verschil met ruimte geven? Veel moeilijker dan loslaten, vind ik. Toekijken en je niet door eigen emoties laten leiden wat de ander ook doet. Tegen je kind zeggen: “Ik hou van je, je mag er zijn”, en nog moeilijker: “ik wil er voor je zijn, altijd, wat je ook doet en wie je ook bent.” Dat betekent dat je, ondanks dat je het niet eens bent met de keuzes van je kind of partner, dat niet tussen jou en hen in laat staan. Hoe moeilijk is het om die ruimte te geven!

acceptatie

Zelfs dan kan het nog dat je de ander niet vaak meer gaat zien. Dat je zelfs kan kiezen om de ander zoveel ruimte te geven dat je afstand neemt, om de ander. En dat is dan geen loslaten. Vanuit het proces van ruimte geven, volgt acceptatie omdat je jezelf niet meer als referentie gebruikt. Dan volgt acceptatie van de ander zoals die is, zonder veroordeling. Wederzijdse acceptatie zou dan nog mooier zijn. Dat geeft verbinding.

Ik begrijp die moeder. Ze wil niet loslaten ondanks dat het gedrag van haar dochter invloed op haar had, op haar relatie met haar dochter en zelfs op haar kijk op het leven. Maar ze leerde, door haar dochter ruimte te geven voor eigen ontwikkeling en haar dochter leerde om haar moeder ruimte te geven voor wat belangrijk is voor haar.

Het eigen innerlijk proces bepaalt of je de ander loslaat of ruimte geeft en daarmee het acceptatieproces aangaat, ongeacht waar de ander ook voor kiest. Ik praat nooit meer over loslaten maar altijd over ruimte geven. Bedankt moeder, voor dit inzicht dat je mij gegeven hebt!

Moeder en dochter leven weer samen en ze genieten weer van elkaar. Door eigen verdienste verkregen.

Deze blog is door Petra geschreven in december 2017, maar blijft actueel en zeer relevant.

“Regisseur van je eigen bestaan” – het is een slogan die ik regelmatig tegenkom op posters in de gebouwen van zorgorganisaties. Een slogan die op gekleurde polsbandjes is gedrukt voor de werknemers van deze organisaties. Op het eerste gezicht een mooie basishouding voor de hulpverlener maar ook als doel voor de cliënten. Regisseur zijn van je eigen bestaan betekent vooral zelf volledig verantwoordelijkheid nemen voor wat er in je bestaan gebeurt. Helaas blijkt de praktijk van deze nogal weerbarstig…

begin bij jezelf

Bij een gezinsopname begin ik vaak met een intakegesprek met het hele gezin. Aan het begin probeer ik altijd uit te leggen dat ik niet op zoek ben naar een schuldvraag, maar dat ik het belangrijk vind dat ieder gezinslid bewust wordt van zijn of haar eigen gedrag.

De vraag die ik als eerste stel aan ieder gezinslid is: wat doe jij of heb je gedaan waardoor er een gezinsopname nodig is? In het antwoord wordt de oorzaak vaak gelegd bij de ander. Regelmatig wijst een gezinslid naar een ander. Niets vervelender dan de ander als oorzaak te zien en daar het geluk binnen het gezin van af te laten hangen. De ander kan je niet gelukkig maken, dat weet iedereen, maar in de praktijk voelt dat heel anders. Ze maken in feite de ander de regisseur van hun eigen bestaan.

Deze eerste vraag resulteert dan ook regelmatig in verwijten over en weer. Toch blijf ik de vraag stellen en probeer het gezinslid de focus op zichzelf te leggen. Men is zo gewend om naar de ander te wijzen, dat het wachten op het ‘juiste’ antwoord soms lang kan duren. Door er de tijd voor te nemen en ieder gezinslid dezelfde vraag te stellen, komt het proces om over jezelf na te denken op gang, zeker als er één eerlijk durft te kijken naar zichzelf. De andere gezinsleden gaan dat dan ook meer doen.

Het mooie hieraan is dat de strijd en verwijten verdwijnen en er begrip ontstaat en emoties loskomen. De gezinsleden krijgen het gevoel dat er oplossingen komen, want ze zijn daarvoor niet meer afhankelijk van de ander. Er wordt naar elkaar geluisterd omdat daar ruimte voor ontstaat. Op deze manier probeer ik in het intakegesprek de eerste stappen met het gezin te zetten om ‘regisseur van je eigen bestaan’te worden.

een pittige opgave

Ben ik eigenlijk zelf nog wel de regisseur van mijn bestaan? Een belangrijke vraag die ik ook steeds vaker aan mijzelf probeer te stellen is: wat doe ik waardoor ik in deze situatie zit en wil ik in deze situatie zitten? Het kan een tijd duren voordat ik een antwoord heb.

Het is dan lastig om los te komen van het patroon waarbij ik de ander als eerste oorzaak zie van de moeilijke dingen in mijn leven. Een antwoord dat slaat op mijzelf, een antwoord dat het begin is van een leven waarin ik zelf de regisseur ben, zelf de verantwoordelijke ben en ook dus alleen maar zelf de oplossingen kan bedenken. Dat is geen makkelijke opgave. Door de vraag te spiegelen aan mijn eigen privéleven en mijn familie, begrijp ik hoe ingewikkeld het kan zijn voor mijn cliënten op hier direct antwoord op te geven.

De slogan “Regisseur van je eigen bestaan”, is wat mij betreft een mooie uitspraak, maar lijkt in de praktijk een moeilijke opgave. Tegelijk is het ook een mooi proces om aan te gaan, voor mijzelf en voor mijn cliënten.

Deze blog is door Petra geschreven in december 2017, maar blijft actueel.